
Veiligheid is altijd een belangrijk punt bij het uitkiezen van een babydrager en het babydragen op zich. In deze post geef ik jou graag de belangrijkste tips mee om je kindje veilig te dragen.
De TICKS regels voor veilig babydragen
We starten met enkele algemene tips bij het gebruik van een baby drager. De eerste tip is een veel gebruikt acroniem: TICKS, of DRAGEN
- Tight: Zorg ervoor dat de drager steeds strak rond je kindje zit, zodat het een goede ondersteuning biedt. Het lichaam van je kleintje is nog volledig in ontwikkeling en de spierspanning is bijvoorbeeld nog niet groot. Wanneer je doek of draagzak niet strak genoeg zit kan je kindje wat in elkaar zakke, wat de ademhaling bemoeilijkt.
- In view at all times: Zorg dat je het gezichtje van je kindje steeds kan zien, zonder dat je bijvoorbeeld je draagdoek aan de kant moet doen. Zo ben je er zeker van dat je kindje steeds voldoende frisse lucht heeft.
- Close enough to kiss: Je weet dat je kindje hoog genoeg zit wanneer je het hoofdje kan kussen door voorover te buigen. Je kindje ligt dan op je borstbeen, jullie zitten mekaar niet in de weg en je kan je kleintje goed in de gaten houden.
- Keep chin off the chest: Zoals je zelf merkt wanneer je je kin tegen je borst drukt, bemoeilijkt dit de ademhaling. Zeker bij pasgeboren baby’tjes is het belangrijk te voorkomen dat de kin op de borst zakt.
- Supported back; Het rugje van een baby heeft een natuurlijke bolling – ook kyfose genoemd. Deze houding moet je steeds respecteren en goed ondersteunen, het is hiervoor dat dragen met het gezichtje naar voren afgeraden. In de eerste 12 tot 18 maanden zal het rugje zich verder ontwikkelen in de typische S-houding.
Bescherm de heupjes van je kindje
De TICKS regels zijn een goede richtlijn, maar zijn zeker niet volledig. De houding van je kindje is bijvoorbeeld erg belangrijk.
Het heupgewricht is bij de geboorte nog niet volgroeid. Een onvoldoende ontwikkeling van dit gewricht is een van de meest voorkomende aangeboren afwijzingen in Europa. Deze ‘heupdyplasie‘ komt voor bij 2 à 4% van de geboortes. De precieze oorzaak is niet bekend maar er zijn risicofactoren zoals een stuitligging, te weinig vruchtwater, of een genetische aanleg.
De meeste problemen in de heup ontwikkeling ontstaan binnen de eerste 4 maanden. Daarom is extra waakzaamheid nodig bij het dragen van jonge baby’s. Onderbreek geregeld het dragen zodat je kindje de heupen, knieën en de rest van het lichaam vrij kan bewegen, en gebruik een drager waarbij je kindje in de M-houding zit.
Bovenstaande afbeeldingen van het internationaal heupdysplasie instituut geven een beter beeld van de anatomie van de heup van een pasgeborene. Wanneer je kindje in de M-houding zit kan de heup zich het best ontwikkelen: de knietjes wat opgetrokken, ter hoogte van de navel, en de benen licht gespreid.
De meeste populaire merken van draagzakken voorzien daarom ook een breed zitvlak, waarbij je kindje ondersteund wordt van knieholte tot knieholte. De Tula draagzakken zijn hier een goed voorbeeld van. Het is ook de reden waarom er heel wat discussie is rond de draagzakken van BabyBjörn, die vaak een veel minder breed zitvlak hebben. (Hier zal ik binnenkort een nieuwe blogpost aan wijden.)
Voorkom vallen en schokken
Om vallen en schokken te voorkomen is het belangrijk dat de drager een hoge steun biedt in de rug en nek, tot je kindje z’n hoofdje zelfstandig rechtop kan houden. Doorgaans is dit wanneer je kindje zo’n 4 maand oud is.
Kies je een draagzak, ga dan voor een model van een erkende fabrikant en ga na of alle sluitingen, gespen, klitteband en naden van goede kwaliteit zijn. Buig, wanneer je iets wil oprapen, door je knieën en niet op de heup. Zo blijft je baby mooi rechtop zitten en voorkom je dat het hoofdje achteruit valt.
Rugdragen: pas vanaf 6 maanden
Rugdragen doe je best wanneer je kindje minstens 6 maanden oud is. Buikdragen biedt namelijk meer ondersteuning en heeft als bijkomend voordeel dat je je kindje goed in de gaten kan houden.